In mei verklaarde de Nederlandse Raad van Kerken zich solidair met de Palestijnse christenen. Een gecoördineerd spervuur van protesten vanuit pro-Israëlische hoek maakte die solidariteit ongedaan.
Afgelopen weken waren we getuige van een klassieke afrekening die organisaties te wachten staat wanneer zij solidariteit met de Palestijnen uitspreken. Slachtoffer was ditmaal de Nederlandse Raad van Kerken, met in zijn kielzog de christelijke kerken in Palestina waarvoor de Raad steun had uitgesproken. Hieronder beschrijven we de gebeurtenissen.
Op 8 mei jl. stuurden twee belangrijke interkerkelijke organisaties – de Wereldraad van Kerken (World Council of Churches, WCC) en de Raad van Kerken in het Midden-Oosten (Middle East Council of Churches, MECC) – een gemeenschappelijke brief aan de ministers van Buitenlandse Zaken van de EU. Daarin vragen zij de EU om stelling te nemen tegen de dreigende Israëlische annexatie van bezet Palestijns land (delen van de Westelijke Jordaanoever), onder meer omdat die een einde maakt aan de tweestatenoplossing en de deur sluit voor een onderhandelde vrede.
In het geval dat Israël de aangekondigde annexatie desondanks doorzet, roepen de kerken de EU op tot het instellen van sancties, tenminste vergelijkbaar met de EU-sancties die tegen Rusland werden ingesteld na de annexatie van de Krim. Daarnaast stellen de kerken dat opzegging van het EU-Israël Associatieverdrag in dat geval onvermijdelijk is aangezien dat – zoals omschreven in artikel 2 van het verdrag – gebonden is aan ‘respect voor mensenrechten en democratische principes’. Ook wijzen zij de EU op haar verplichtingen onder het Verdrag van Lissabon, waarin de guidelines van het Europese buitenlandbeleid staan omschreven.
Op 19 mei sprak de Nederlandse Raad van Kerken steun uit voor het appèl van de WCC en MECC, onderstrepend dat daarin het standpunt van de diverse kerken in het Heilige Land wordt verwoord. De brief van de WCC en MECC werd door de Raad ten overvloede onder de aandacht gebracht van minister van Buitenlandse Zaken Stef Blok en de Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken.
Op 2 juni keerde de organisatie Christenen voor Israël zich tegen de ‘eenzijdige brief’ van de Raad van Kerken. De organisatie schrijft het ‘verbijsterend’ te vinden dat een kerkelijke organisatie zich ‘bemoeit met de politiek’ en ‘Israël opnieuw eenzijdig in het beklaagdenbankje schuift’. Christenen voor Israël riep haar achterban op tot protest en publiceerde daartoe de adressen van de Raad en de daarbij aangesloten lidkerken.
Diezelfde dag stuurde Christenen voor Israël een open brief aan de Raad en zijn leden. Opmerkelijk is dat daarin met geen woord wordt ingegaan op de criteria waarop de WCC, MECC en Raad van Kerken zich beroepen, waaronder het internationaal recht, mensenrechten, het VN-Handvest en het Verdrag van Lissabon. Christenen voor Israël beweert dat de Raad zou oproepen tot ‘isolatie van Israël’ en poneert een opsomming van Palestijnse misstanden die niet alleen veelal feitelijk onjuist is, maar bovendien niets met het onderwerp – de dreigende Israëlische annexatie van bezet gebied – te maken heeft.
Zo wordt gesuggereerd dat de Palestijnse Autoriteit ‘al meer dan tien jaar weigert’ om met Israël tot vredesonderhandelingen te komen, investeert in ‘haatdragend onderwijs’ en ‘terroristen betaalt die aanslagen plegen op Joden’. Ook wordt gesteld dat er Palestijnen zijn, onder wie christenen, die een leven onder ‘Israëlisch bestuur’ (het woord ‘onderdrukking’ wordt vermeden) zouden prefereren. De brief krijgt een ronduit vilein karakter met een verwijzing naar vroeger tijden: ‘Zo vaak wist de kerk precies wat Joden moesten doen en laten. Moeten we ook nu weer aan Israël voorschrijven hoe te handelen […]?’
Op 3 juni bevestigde de Raad van Kerken de ontvangst van de brief van Christenen voor Israël, en van ‘vele mails’ uit de achterban van de organisatie. ‘Daaronder zaten helaas ook vele beledigende, haatdragende en zelfs dreigende reacties’, voegde de Raad daaraan toe, ten teken dat zij ten prooi is gevallen aan de behandeling die personen en organisaties te wachten staat wanneer zij zich solidair verklaren met de rechten van de Palestijnen.
In zijn reactie herhaalt de Raad zijn motivatie om het appèl van de WCC en MECC te steunen, dat ‘is ingegeven door diepe bezorgdheid over de actuele situatie in Israël en Palestina’. Ook onderstreept de Raad dat de oproep aan de EU afkomstig is van de kerkleiders in het Heilige Land zélf, christenen van voornamelijk Palestijnse komaf, die al in 2017 een oproep tot kerkelijke solidariteit de wereld instuurden vanwege de moordende Israëlische onderdrukking waaraan zij blootstaan. Die oproep leidde internationaal tot toegenomen steun, maar werd door de kerken in Nederland goeddeels genegeerd.
Tenslotte wijst de Raad erop dat de open brief van Christenen voor Israël ten onrechte suggereert dat de WCC en MECC oproepen tot opschorting van het EU-Israël Associatieverdrag ingeval Israël afziet van de voorgenomen annexatie. Sancties zijn alleen aan de orde als Israël de annexatie doorzet, ‘zoals dat ook in andere situaties in de wereld het geval is’, aldus de Raad.
Ook bestrijdt de Raad het door Christenen voor Israël opgebrachte verwijt dat zij alleen in actie zou komen tegen door Israël veroorzaakt onrecht. Daar is geen sprake van, stelt de Raad:
De inzet voor recht, vrede en veiligheid strekt zich naar vele andere landen uit. Vele malen heeft de Raad, mede vanuit het Overleg Joden, Christenen en Moslims (OJCM), zijn afschuw uitgesproken over aanslagen en andere vormen van (religieus) geweld, van welke zijde dan ook. Dat de verontwaardiging van de Raad eenzijdig zou zijn, is dan ook niet correct.
Dat kordate standpunt van de Raad hield geen stand. Op 10 juni sprak de Raad tijdens een plenaire bijeenkomst over de steunverklaring aan de WCC en MECC, en over de vele reacties die daarop bij de Raad en de lidkerken waren binnengekomen. Vastgesteld werd dat binnen de Raad dermate verschillend wordt gedacht dat men hierover geen gemeenschappelijk standpunt kan uitdragen.
Wel werd namens 15 van de 18 aangesloten kerken een tekst gepubliceerd die in algemene termen de eerder geformuleerde ‘bezorgdheid’ uitsprak over de gevolgen van de voorgenomen annexatie. Maar verder bevatte de tekst vooral nieuwe elementen. Daaronder de plompverloren opmerking dat de ‘Palestijnse autoriteiten’ zich vol moeten inzetten voor ‘vrede, recht en veiligheid’. Hoe dat zou moeten onder militaire bezetting en de dreigende Israëlische annexatie wordt niet vermeld.
Het belangrijkste verschil met de aanvankelijke brief is dat de Raad zijn steun intrekt voor concrete sancties tegen Israël, wanneer dat land de voorgenomen annexatie doorzet. Met name de oproep van de WCC en MECC tot opschorting van het EU-Israël Associatieverdrag had tot ‘vele boze en verontwaardigde reacties’ geleid. Het nieuwe standpunt van de Raad luidt dat sancties vallen onder de ‘eigen verantwoordelijkheid van de politiek’.
Opvallend afwezig in de nieuwe verklaring is de robuuste onderbouwing van het eerdere standpunt met verwijzingen naar de internationale rechtsorde en EU-verdragen. Daarvoor in de plaats kwam een tekst over de uitgesproken verbondenheid met ‘het Joodse volk’ en de wens tot ‘goede relaties tussen Nederland en de staat Israël’. Tenslotte schrijft de Raad van harte het gesprek aan te gaan met Christenen voor Israël (CvI), het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) en het Overlegorgaan van Joden en Christenen (OJEC).
Hoe die grote verandering in het standpunt van de Raad tot stand kwam, werd op 11 juni duidelijk op de website van Christenen voor Israël, dat schrijft over ‘honderden Israëlvrienden’ die de Raad of zijn lidkerken hebben aangeschreven. Evident is dat de door Christenen voor Israël aangespoorde achterban het verschil heeft gemaakt, en het zou interessant zijn als de vele reacties worden gepubliceerd. Dit temeer daar het zwartmaken en intimideren van organisaties die begaan zijn met de Palestijnen en hun rechten zich zal blijven herhalen.
Op de site geeft Christenen voor Israël inzicht in haar motivatie, die gekenschetst kan worden als ultra-christelijk-zionistisch: religie gaat voor recht. Kenmerkend is dit verwijt aan de Raad van Kerken:
Enerzijds zeggen ze dat de kerk een bijzondere band heeft met Israël vanuit de Bijbel, maar anderzijds laten ze Israël keihard vallen, door de minister op te roepen om Israël te bedreigen met economische sancties. Wij vinden dat de RvK haar boekje ver te buiten gaat. […] En bovendien: doordat de Raad van Kerken zich zo éénzijdig tegen de Joodse staat Israël keert, voelt de Joodse gemeenschap zich opnieuw in de kou gezet.
In een diezelfde dag uitgegeven verklaring spreekt Christenen voor Israël nog duidelijker taal. Daarin heeft de bijbels-koloniale benaming ‘Judea en Samaria’ de naam van de Palestijnse Westoever volledig verdrongen. Nieuw is de absurde beschuldiging dat de Raad van Kerken zou hebben opgeroepen tot een ‘boycot van Israël’; daar is geen sprake van. Ook de ‘spijtbetuiging’ van de Raad wordt onjuist uitgelegd.
Verder verwijt Christenen voor Israël de Raad ten onrechte ‘selectieve verontwaardiging’. Er zijn ‘veel landen waar de rechten van christenen niet worden eerbiedigd’, dus waarom spreekt de Raad uitgerekend Israël aan? Temeer daar ‘in landen rondom Israël’ wordt opgeroepen tot ‘haat tegen en vernietiging van Israël’.
Christenen voor Israël waardeert de draai die de Raad heeft gemaakt, maar noemt het ‘bedroevend’ dat de brief aan minister Blok niet is teruggenomen. Verder ‘betreurt’ Christenen voor Israël ‘de schade die is aangericht’, daarbij suggererend dat binnen de ‘joodse gemeenschap’ (brede) steun zou bestaan voor haar actie tegen de Raad:
Het is jammer dat de Raad van Kerken zich niet tot de Israëlische staat heeft gericht, maar naar derden, i.c. de minister van Buitenlandse Zaken, is gestapt. Daardoor is vertrouwen geschonden, met name aan de kant van de Joodse gemeenschap.
Voor de toekomst pleit Christenen voor Israël voor ‘duidelijker keuzes’ en een verdere afwaardering van het internationaal recht:
In de pas willen lopen met kerken in het Midden-Oosten […] en tegelijk goede contacten onderhouden met de Joodse gemeenschap in ons eigen land leidt tot een spagaat. […] We hebben als kerk meer om ons op te beroepen, dan alleen het internationale recht […].
Van de oorspronkelijke, door de Raad van Kerken gesteunde oproep is in alle tumult geen spoor meer te bekennen. De uitgesproken solidariteit met de Palestijnse christenen is bedolven onder secundaire argumentatie en christelijke dogmatiek, waarin het niet draait om de slachtoffers, maar om het uit de wind houden van de dader. Ronduit alarmerend is de oproep van Christenen voor Israël en haar achterban om de internationale rechtsorde te ondermijnen.
Ongenoemd blijft het feit dat Christenen voor Israël hierbij een duidelijk eigenbelang heeft. De organisatie handelt in producten uit illegale Israëlische kolonies (‘nederzettingen’) in de bezette Palestijnse gebieden. In het geval van Europese sancties tegen Israël, zoals opschorting van het EU-Israël Associatieverdrag, komt dit verdienmodel in gevaar.
Het protest tegen de Raad van Kerken bleef niet beperkt tot Christenen voor Israël, maar kwam van tal van organisaties. De protesten hebben gemeen dat de inbreuk op de Palestijnse rechten door Israël – de reden voor de brieven van WCC en MECC – er geen enkele rol in speelt. Zo schreef het Overlegorgaan van Joden en Christenen (OJEC) op 8 juni:
Binnen het OJEC willen de christelijke leden graag aan onze Joodse gesprekspartners uitleggen dat er werkelijk iets is veranderd in de kerken sinds de laatste eeuwen, waar het gaat om de relatie met het Joodse volk.
Een dag eerder publiceerde de website Jonet een column van Hanneke Gelderblom van het landelijke Overleg Joden, Christenen en Moslims (OJCM), waarin zij stelt dat antiracisme ‘vaak ook een behoorlijk stukje antisemitisme [blijkt te] bevatten’. Die wonderlijke stelling krijgt betekenis wanneer Gelderblom beweert dat de door de Raad van Kerken gesteunde brief van de WCC ‘een onvervalst BDS-standpunt verwoordt’ en ‘alle fouten binnen het conflict’ aan Israël toeschrijft.
Gelderblom voegt daar de, later door het CIDI herhaalde, onwaarheid aan toe dat de Palestijnen voorstellen voor vrede categorisch naar de prullenmand verwijzen. Schokkend is de onder de column geplaatste opmerking dat die ‘mede mogelijk is gemaakt door de Stichting Maror’. Wij schreven eerder over het misbruik van de zogenoemde Maror-gelden, onder andere door het CIDI.
De Protestantse Kerk in Nederland (PKN) publiceerde op 10 juni een genuanceerdere verklaring, waarin de spagaat tussen haar christelijke roeping en het streven naar rechtvaardigheid duidelijk wordt. Hoe ver dat gaat blijkt uit deze passage, waarin het onderwerp van de ophef – de massale schending van Palestijnse rechten – wordt omgebogen tot de ‘roep om recht’ voor joden en de staat Israël:
Christenen voor Israël heeft zich als eerste fel gekeerd tegen deze, in hun ogen, eenzijdige politieke stellingname van de Raad van Kerken. De reactie van Christenen voor Israël heeft veel weerklank gevonden. […] De vele geladen reacties raken ons. Zowel vanwege de massaliteit als de intensiteit. […] In deze reacties horen we een roep om recht voor het joodse volk en voor de staat Israël.
Op 12 juni publiceerde het CIDI een artikel waaruit blijkt dat ook deze pro-Israëlische lobbyorganisatie zich tot de Raad van Kerken heeft gewend. CIDI-directeur Hanna Luden leidt in het artikel de aandacht van de dreigende Israëlische annexatie af door naar de Palestijnen te wijzen – die deugen niet:
Het totale gebrek aan kritiek op de Palestijnen die niet bekend staan om hun respect voor mensenrechten, die elke compromisvoorstel afwijzen, onderling zeer verdeeld zijn en elkaar voortdurend bevechten, financieel, politiek en fysiek en bovendien terreur verheerlijken, mogen niet genegeerd worden.
In een column van 9 juni introduceert opperrabijn Binyomin Jacobs het begrip ‘antisemitisme’ om de handelwijze van de Raad van Kerken te duiden. ‘Antizionisme is immers antisemitisme’, schrijft Jacobs, concluderend dat de Raad zich tot religie dient te beperken. Tekenend voor Jacobs’ standpunt is de opmerking dat hij flessen wijn uit ‘Judea en Samaria’ aan deze en gene cadeau doet – dezelfde wijnen uit de illegale Israëlische kolonies die door onder meer Christenen voor Israël geïmporteerd worden.
Op 13 juni plaatste ook het Nieuw Israëlietisch Weekblad (NIW) een artikel, waarin allereerst de Wereldraad van Kerken (WCC) op de korrel wordt genomen, leunend op ‘onderzoek’ van de volstrekt onbetrouwbare Israëlische organisatie NGO Monitor en beweringen van het CIDI dat de ‘internationale vrijwilligers [van de WCC] niet alleen zeer anti-Israël zijn, maar ook antisemitische trekken vertonen’. In de praktijk wordt internationale waarnemers en hulpverleners van de WCC door Israël het werken onmogelijk gemaakt.
In het artikel komt ook de voorzitter van het Overlegorgaan van Joden en Christenen aan het woord, die de Raad van Kerken ten onrechte beticht van een ‘boycotoproep’. Volgens hem is het antisemitisme in de kerk springlevend. Ook opperrabijn Jacobs wijst daarop: ‘Deze actie zal de reactie vanuit de Joodse wereld opwekken van: zie je wel? Die christenen zijn niet te vertrouwen.’ In een eigen verklaring zet de Gereformeerde Bond nog een tandje bij: ‘Is dít het signaal dat de Raad 75 jaar na het einde van de Holocaust wil afgeven?’
Ook internationaal kreeg de brief van de WCC en MECC harde kritiek, onder meer in een artikel van Cnaan Liphshiz dat werd geplaatst door The Times of Israel en The Jerusalem Post, waarin ook uitgebreid wordt ingegaan op de Nederlandse situatie. Liphshiz, een voormalig CIDI-medewerker, was eerder betrokken bij lastercampagnes tegen Sigrid Kaag en Dries van Agt.
In een vorige week gepubliceerde verklaring reageerde de WCC scherp op alle kritiek en geuite onwaarheden. De Wereldraad benadrukt dat zijn brief aan de EU-ministers slechts één onderwerp heeft: de universele toepassing van het internationaal recht, en de universele consequenties die verbonden dienen te worden aan schendingen daarvan – óók als het om Israël gaat. De organisatie noemt de in het artikel van Cnaan Liphshiz geuite beschuldigingen ‘absurd’. De Wereldraad houdt de rug vooralsnog recht.