Al 75 jaar weigert Israël de tot vluchten gedwongen Palestijnen te laten terugkeren naar hun woonplaatsen. Slechts een derde van alle Palestijnen leeft nog op de plek van zijn of haar roots.
De Palestijnse vluchtelingencrisis is de langst bestaande ter wereld. Sinds de eerste Palestijnen in 1947 door Joodse milities van huis en haard werden verdreven is het proces van Palestijnse ontheemding niet gestopt. Anno 2023 wonen twee op de drie Palestijnen buiten de plaatsen waar hun roots liggen, door Israël weerhouden van hun recht van terugkeer en op compensatie voor hun geconfisqueerde bezittingen. Hieronder beschrijven we hoe dit drama zich heeft kunnen ontwikkelen.
Nakba (‘Catastrofe’) is de benaming voor de verdrijving van bijna tweederde van de Palestijnse bevolking door Joodse milities en het Israëlische leger in de periode van eind 1947 tot voorjaar 1949. In minder dan anderhalf jaar tijd werden ten minste 750 duizend Palestijnen op de vlucht gedreven, ruim 390 duizend van hen al voor de stichting van de staat Israël op 14 mei 1948, de dag voordat legers uit Arabische landen de Palestijnen te hulp schoten.
Veel vluchtelingen verwachtten dat zij binnen enkele dagen of weken naar hun woningen zouden kunnen terugkeren, maar niets bleek minder waar: wie probeerde terug te keren werd door Israëlische militairen tegengehouden. Terwijl hun huizen, landerijen, bedrijven en andere bezittingen werden geplunderd en door Israël geconfisqueerd, belandde het merendeel van de vluchtelingen in provisorische opvangkampen in Gaza, op de Westelijke Jordaanoever en in de buurlanden Libanon, Jordanië en Syrië.
Daar kwamen zij onder de hoede van de in 1949 door de VN opgerichte UNRWA (UN Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East), die onder meer hun registratie, onderkomen en noodhulp verzorgde. UNRWA had aanvankelijk een kortlopend mandaat, want ook de VN meende dat de vluchtelingen snel zouden terugkeren. Het tegendeel is gebeurd: Israël weigert hardnekkig hen te laten terugkeren. Als gevolg daarvan zijn door UNRWA inmiddels 5,9 miljoen Palestijnse vluchtelingen geregistreerd – oorspronkelijke vluchtelingen en hun nazaten.
Van hen wonen 2,5 miljoen in door Israël bezet Palestijns gebied, 2,4 miljoen in Jordanië en een miljoen in Libanon en Syrië. Ruim 1,8 miljoen vluchtelingen leven nog altijd in een van de 58 vluchtelingenkampen die na de Nakba werden opgericht – inmiddels geen tentenkampen meer, maar veelal overbevolkte stadswijken met op z’n best matige voorzieningen. UNRWA verzorgt onder meer humanitaire- en ontwikkelingshulp, waaronder voedselhulp, aan ruim 1,7 miljoen Palestijnen, onderwijs aan bijna 550 duizend kinderen in 706 UNRWA-scholen, medische voorzieningen in 140 eigen klinieken en noodhulp in situaties van gewapend conflict.
Niet alle vluchtelingen kwamen echter onder de hoede van UNRWA. Een deel van hen kwam buiten de regio terecht of slaagde er om een andere reden niet in zich te laten registreren. Volgens de organisatie Badil, het Resource Center for Palestinian Residency and Refugee Rights dat sinds 2002 permanent onderzoek doet naar de Palestijnse vluchtelingencrisis, omvat deze categorie 1,2 miljoen Palestijnen.
Daarnaast waren er vluchtelingen die hun toevlucht zochten in gebieden die deel gingen uitmaken van de staat Israël. Ook deze zogeheten Internally Displaced Persons (IDP’s) werden weerhouden van terugkeer naar hun land en woningen, die door de staat werden geconfisqueerd en ter beschikking gesteld van Joodse Israëli’s. Volgens Badil omvat de categorie IDP’s ruim 440 duizend Palestijnen.
Een beroemd voorbeeld – en onderwerp van de mooie documentaire Waiting for a Miracle – zijn de christelijke dorpen Iqrit en Biram, die eind 1948 zonder verzet door Israëlische troepen werden ingenomen. De inwoners kregen het bevel ‘voor twee weken’ te vertrekken, maar strijden 75 jaar later nog altijd voor hun terugkeer. Ondanks uitspraken van Israëls Hooggerechtshof in hun voordeel worden zij daar door de autoriteiten van weerhouden. Intussen heeft het Israëlische leger alle woningen opgeblazen en is het land door de staat overgenomen. Die heeft het deels aan naburige Joodse gemeenten overgedragen en deels tot natuurpark bestempeld.
Vijfenzeventig jaar na de Nakba is nog geen begin gemaakt met het herstel van het toen veroorzaakte leed en onrecht. Daarom spreken de Palestijnen van ‘de voortgaande Nakba’. Daarvoor hebben zij nog een tweede belangrijke reden, namelijk dat de verdrijving en ontheemding van Palestijnen sindsdien is doorgegaan. De Nakba is geen statisch gegeven uit het verleden, maar een al 75 jaar in wisselend tempo voortgaand proces van overname en etnische zuivering van Palestijns land.
Tijdens de Zesdaagse Oorlog van 5-10 juni 1967 bezette Israël het nog niet veroverde deel van Palestina – Oost-Jeruzalem, de Westelijke Jordaanoever en Gaza – en werden nog eens circa 400 duizend Palestijnen verdreven. Zo kregen de 650 bewoners van de Marokkaanse wijk in Oost-Jeruzalem op de avond van 10 juni het bevel binnen twee uur te vertrekken uit hun wijk, die nog dezelfde nacht werd gesloopt. Ook deze vluchtelingen – zo’n 90 procent belandde in Jordanië – verloren hun bezittingen en worden weerhouden van terugkeer. Volgens Badils meest recente rapport, samengesteld in december 2021, bedroeg hun aantal op dat moment naar schatting 1.33 miljoen.
De bezetting van 1967 vormde een springplank voor verdere Palestijnse ontheemding. Nog steeds worden in bezet gebied steden, dorpen en regio’s van hun Palestijnse inwoners ontdaan om plaats te maken voor Joden uit met name Europa, de VS en Israël plus hun bijbehorende infrastructuur: de Israëlische kolonies (‘Joodse nederzettingen’), militaire oefenterreinen, muren, wegen, parken en toeristische attracties. Hierdoor is op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem een nieuwe categorie IDP’s gecreëerd, die volgens Badil ruim 370 duizend Palestijnen omvat.
De destructie die de voortgaande Nakba heeft betekend voor de Palestijnse samenleving blijkt uit de cijfers. Wereldwijd leven circa 14,4 miljoen Palestijnen. Slechts 7,4 miljoen van hen, ruim 51 procent, wonen binnen de grenzen van hun historische thuisland Palestina, het huidige Israël en de bezette Palestijnse gebieden; een deel van hen bovendien als vluchteling. De overige zeven miljoen leven verspreid over de wereld in de diaspora.
Op grond van de eerdergenoemde gegevens beschouwt Badil 9,24 miljoen Palestijnen als vluchteling, oftewel bijna 65 procent van de wereldwijde Palestijnse populatie. De cijfers leiden tot twee harde conclusies: bijna tweederde van alle Palestijnen werd tot vluchten gedwongen of lijdt als nakomeling onder de gevolgen daarvan, en slechts iets meer dan een derde van alle Palestijnen leeft nog op de plek waar zijn of haar wortels liggen.
Zonder uitzondering hebben de vluchtelingen te maken met permanente onzekerheid en in veel gevallen ook met tastbare risico’s. Op de Westoever staan de vluchtelingenkampen bloot aan frequente invallen van bezettingstroepen, en in Gaza is het gezoem van Israëlische drones en het risico van bombardementen door het Israëlische leger altijd aanwezig. In Syrië zijn de Palestijnse vluchtelingen hard geraakt door de burgeroorlog, die velen van hen opnieuw heeft doen vluchten, terwijl hun bestaan in het zwaar overbevolkte en failliete Libanon fragiel en vaak onwelkom is.
Van alle schrijnende aspecten van de kwestie-Palestina is het lot van de vluchtelingen het meest schrijnende. De Palestijnse vluchtelingencrisis is de langst bestaande ter wereld, maar haalt zelden of nooit de politieke agenda’s of de krantenpagina’s. Wie niet beter zou weten zou denken dat er geen Palestijnse vluchtelingen bestaan.
Verantwoordelijk daarvoor is natuurlijk in de eerste plaats Israël, met zijn botte afwijzing van de rechten van de Palestijnse vluchtelingen, maar ook de internationale gemeenschap. Die weigert consequent de Palestijnen te beschermen en te helpen hun rechten te realiseren. Het internationale mechanisme dat Israëls afwijzing dient te corrigeren heeft volledig gefaald. Zo is het VN-orgaan dat Israël met sancties onder druk zou kunnen zetten, de VN-Veiligheidsraad, door meer dan vijftig veto’s van Israëls bondgenoot de VS lamgelegd, schreven wij onlangs.
Maar ook de individuele VN-lidstaten laten na Israël onder druk te zetten. De EU, Israëls belangrijkste handelspartner, beschikt daartoe over de middelen, maar biedt Israël juist alle steun. Dat geldt ook voor Nederland, dat weliswaar bijdraagt aan UNRWA, maar as we speak zijn militaire samenwerking intensiveert met het Israëlische leger dat vrijwel dagelijks huishoudt in de vluchtelingenkampen.
In 2013 bracht de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) op verzoek van de Eerste Kamer een beleidsadvies uit waarin werd geconcludeerd dat het recht van terugkeer van de Palestijnen ‘vaststaat en tot actie zou dienen te leiden’. Die actie is uitgebleven, ondanks de conclusie van de AIV dat de slechte humanitaire situatie van de vluchtelingen ‘met voorrang’ om ingrijpen vroeg. Als het om Israël en de Palestijnen gaat hanteert politiek Den Haag eigen regels.
Eind 20e eeuw boden de Oslo-akkoorden van 1993-1995 Den Haag en de internationale gemeenschap enig respijt. Daarin gold de vluchtelingencrisis als een van de final status issues, waarover Israëli’s en Palestijnen uiterlijk medio 1999 onderling overeenstemming moesten bereiken. ‘Oslo’ werd echter een fiasco. Na die mislukking kon Israël zijn vertrouwde politiek onbelemmerd voortzetten; als het aan de internationale gemeenschap ligt mag de Nakba nog jaren voortduren.
Intussen proberen Israël en zijn bondgenoten het Palestijnse recht van terugkeer uit alle macht te ondermijnen. Op alle denkbare podia verkondigen zij – in Nederland bijvoorbeeld het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) – de leugen dat dit recht alleen voor oorspronkelijke vluchtelingen zou gelden, en niet voor hun nakomelingen. Voor Palestijnen zou in dit opzicht een uitzondering worden gemaakt, terwijl de nazaten van alle overige vluchtelingen ter wereld van terugkeer moeten afzien.
Deze bewering is veelvuldig weerlegd. De Verenigde Naties schrijven expliciet dat de vluchtelingenstatus altijd overgaat op nakomelingen zolang geen ‘duurzame oplossing is gevonden voor de onderliggende politieke crisis’ en zij nog ‘geen nieuwe nationaliteit hebben verworven’ in een ander land. Het weerhoudt Israël en zijn hulptroepen er niet van hun offensief voort te zetten en daarbij ook de pijlen te richten op UNRWA. Begin 2018 waren zij dicht bij een succes toen voormalig president Trump de Amerikaanse bijdrage aan de organisatie vrijwel stopzette, daarmee UNRWA in een crisis stortend. De ook door Nederlandse politieke partijen toegejuichte maatregel werd door de huidige president Biden teruggedraaid.
Het recht op terugkeer en compensatie van de Palestijnse vluchtelingen en hun nazaten staat vast, zoals wij in een aan de Palestijnse vluchtelingen gewijd dossier toelichten. Uit cijfers van de wereldvluchtelingenorganisatie UNHCR blijkt bovendien dat vluchtelingen in de praktijk in overweldigende mate naar huis terugkeren. In 2021 bijvoorbeeld keerden wereldwijd 5,7 miljoen vluchtelingen terug naar hun land of regio, terwijl slechts één procent van dat aantal – 57.500 vluchtelingen – elders werd gehuisvest. Terugkeer is niet alleen een onvervreemdbaar recht, het is ook de norm.
In zijn fascinerende essay Teshuvah – A Jewish Case for Palestinian Refugee Return in Jewish Currents rekent redacteur Peter Beinart hard af met de (pro-)Israëlische leugens en hypocrisie over het Palestijnse recht van terugkeer. Hij wijst er onder meer op dat het door Israël uitsluitend aan Joden toegekende recht van terugkeer tweeduizend jaar afwezigheid overbrugt. Zo kan een Joodse New Yorker die nooit een stap in de regio heeft gezet het huis betrekken van een Palestijnse familie in Oost-Jeruzalem die even daarvoor door de Israëlische bezetter op straat is gezet en de stad moet verlaten – zonder recht van terugkeer.