De repressieve maatregel past in het Israëlische beleid om iedere oppositie tegen de onderdrukking van de Palestijnse bevolking in bezet gebied de kop in te drukken. The Rights Forum sluit zich aan bij het brede internationale protest tegen de maatregel, en roept Den Haag op tot concrete actie.
De Israëlische minister van Defensie Benny Gantz heeft zes prominente Palestijnse maatschappelijke organisaties op de nationale terrorismelijst geplaatst. De organisaties zijn gevestigd in door Israël bezet Palestijns gebied. Ze bieden steun aan de onder bezetting levende Palestijnse bevolking en documenteren de Israëlische schendingen van Palestijnse (mensen)rechten. De organisaties lopen nu het risico dat hun kantoren gesloten en hun activiteiten verboden worden.
De getroffen organisaties zijn Addameer, Al-Haq, Bisan, Defense for Children International-Palestine (DCI-P), de Union of Agricultural Work Committees (UAWC) en de Union of Palestinian Women Committees (UPWC). De Israëlische krant The Jerusalem Post haalt een verklaring van Israëls ministerie van Justitie aan waarin nog een zevende organisatie – Samidoun – wordt genoemd.
Volgens minister Gantz zijn de organisaties onderdeel van het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina (PFLP), een marxistische politieke partij en verzetsorganisatie met een gewapende vleugel die in Israël, de VS en de EU op terrorismelijsten staat. Hun werkzaamheden zouden een dekmantel zijn voor activiteiten ten behoeve van de PFLP.
Zo wordt de bekende mensenrechtenorganisatie Al-Haq er officieel van beschuldigd sinds de oprichting in 1979 ‘een arm van de PFLP’ te zijn en zich namens die organisatie ‘in te zetten voor stappen tegen Israël in de internationale arena’. Voor daadwerkelijke betrokkenheid bij de PFLP, laat staan bij terrorisme, ontbreekt ieder bewijs. De officiële beschuldigingen tegen de andere organisaties zijn vrijwel gelijkluidend.
Een antiterrorisme-wet uit 2016 biedt Israëlische autoriteiten de mogelijkheid organisaties die op de terrorismelijst staan hard aan te pakken. De autoriteiten kunnen hun activiteiten verbieden, hun kantoren sluiten, hun bezittingen in beslag nemen en hun medewerkers oppakken en voor drie jaar achter de tralies zetten. Hoewel het binnenlandse wetgeving betreft, hanteert Israël de wet ook in bezet gebied, zelfs in Ramallah, het hart van het door de Palestijnse Autoriteit bestuurde gebied, waar de organisaties zijn gevestigd. Hetzelfde fenomeen doet zich voor in bezet Oost-Jeruzalem, waar Israël op grond van binnenlandse wetgeving Joodse kolonisten in staat stelt Palestijnse woningen over te nemen.
De maatregel is de overtreffende trap in een langlopende Israëlische campagne om iedere vorm van oppositie tegen de bezetting en kolonisering van Palestijns gebied de kop in te drukken. Palestijnse maatschappelijke organisaties zijn daarin een belangrijk doelwit. Zij hebben al jaren te maken met allerlei vormen van ondermijning van hun activiteiten, variërend van dreigementen en cyberterreur tot arrestatie van medewerkers en sluiting van hun kantoren.
Een recent voorbeeld is de arrestatie, afgelopen mei, van vier medewerkers van de organisatie Health Work Committees (HWC), onder wie een Spanjaard. Zij worden door Israël beschuldigd van het doorsluizen van grote sommen Europees subsidiegeld naar de PFLP, dat er terroristische activiteiten van zou hebben bekostigd. De organisatie zou Europese subsidie ontvangen voor niet-bestaande activiteiten, en gebruikmaken van vervalste documenten. Zoals gewoonlijk werden de beschuldigingen niet onderbouwd met bewijzen.
Op 9 juni vielen bezettingstroepen het HWC-kantoor in Ramallah binnen, namen de computers en administratie in beslag en sloten het kantoor voor zes maanden. Een maand later, op 7 juli, pakten troepen diep in de nacht met veel geweld de directrice van HWC – tevens voorzitster van het Palestinian NGO Network – in haar woning op. Haar hangt een lange gevangenisstraf boven het hoofd wegens ‘werkzaamheden voor een onwettige organisatie’ en ‘banden met een terroristische organisatie’. Van bewijzen opnieuw geen spoor.
In juli werd ook het kantoor van de Union of Agricultural Work Committees, een van de organisaties die nu op de terrorismelijst zijn gezet, voor zes maanden gesloten. Enkele weken later namen militairen bij invallen de administratie en computers van andere prominente organisaties in beslag, waaronder de cliëntdossiers van Defence for Children International-Palestine, dat nu ook op de terrorismelijst staat. Het zijn voorbeelden uit een lange reeks van maatregelen waarmee Israël probeert essentiële steunpilaren van de Palestijnse samenleving te slopen.
De jarenlange campagne tegen de Palestijnse organisaties wordt fanatiek gesteund door het internationale netwerk van organisaties, politici, media en donoren dat bekendstaat als de ‘Israël-lobby’. Een belangrijke schakel daarin is het aan de Israëlische overheid gelieerde NGO Monitor. Deze organisatie, door ons eerder getypeerd als een ‘lasterfabriek’, stelt door middel van plak- en knipwerk profielen van Palestijnse en andere organisaties op waaruit hun betrokkenheid bij terrorisme en andere duistere zaken (antisemitisme) zou moeten blijken.
Het als ‘onderzoek’ gepresenteerde knutselwerk, in 2018 genadeloos gefileerd in een rapport van Israëlische wetenschappers en ex-diplomaten, wordt door de Israëlische overheid en de Israël-lobby dankbaar gebruikt om de organisaties zwart te maken. In Nederland speelt het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI), welhaast even bedreven in laster en leugens als NGO Monitor (zie daarvoor ook het recente rapport van het European Legal Support Center), een voortrekkersrol.
Nadrukkelijk zijn de campagnes de afgelopen jaren ook gericht tegen de financiers van de Palestijnse organisaties, waaronder de VN, de EU en individuele landen als Nederland. Ook ditmaal is dat het geval. In een toelichting op de maatregel schrijft het ministerie van Gantz dat Nederland en andere subsidiegevers worden opgelicht en zich laten misbruiken door de Palestijnse organisaties en de PFLP, aldus opnieuw The Jerusalem Post. Gantz zelf riep de subsidiegevers op ‘ieder contact met organisaties die bijdragen aan terrorisme te vermijden’.
In de zomer van 2020 maakte Nederland kennis met dit fenomeen, toen Israël en de Israël-lobby de pijlen op de Nederlandse regering richtten vanwege haar subsidiëring van de Union of Agricultural Work Committees (UAWC). Directe aanleiding was de verdenking dat twee medewerkers van de landbouworganisatie betrokken waren bij de moord op een Israëlische vrouw. Onder verwijzing naar de informatie van NGO Monitor werd Nederland in een agressieve campagne verweten ‘de bewijzen voor de terreurbanden tussen UAWC en PFLP’ te negeren.
Naast NGO Monitor zelf speelde de Britse organisatie UK Lawyers for Israel (UKLFI) een belangrijke rol in het offensief. In eigen land voert deze organisatie permanent campagne tegen ngo’s die sympathiseren met de Palestijnen. In Nederland ging het CIDI gewoontegetrouw voorop in de stemmingmakerij. In een reeks artikelen herkauwde het de flinterdunne informatie van NGO Monitor, en beschuldigde het de regering van ‘het financieren van de terreur-ngo UAWC’.
In de Tweede Kamer kregen de verantwoordelijke ministers Sigrid Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) en Stef Blok (Buitenlandse Zaken) een berg schriftelijke vragen te beantwoorden. De PVV, SGP en ChristenUnie, behorend tot de harde kern van de Nederlandse Israël-lobby, zetten de bewindslieden met tendentieuze vragen onder druk, later gevolgd door VVD en CDA. Hoewel de reguliere controles op het gebruik van subsidiegelden door UAWC nooit misstanden aan het licht hadden gebracht, voelden de ministers zich gedwongen de subsidie voor UAWC te bevriezen en een extern onderzoek naar ‘eventuele banden tussen PFLP en UAWC’ te laten instellen. Dat onderzoek is volgens ingewijden inmiddels afgerond. De bevindingen, en de conclusies die het kabinet eraan verbindt, worden op korte termijn verwacht.
In een brede analyse beschreven wij in augustus 2020 het offensief tegen UAWC en de Nederlandse regering, en plaatsten dat in het kader van de Israëlische campagne om pro-Palestijnse stemmen en activiteiten in en buiten Israël/Palestina zoveel mogelijk de kop in te drukken. De analyse laat duidelijk zien welke rol de internationale Israël-lobby daarin speelt, en hoe op basis van armzalige ‘profielen’ van Palestijnse organisaties tot in parlementen toe (Nederland is geen uitzondering) agressieve lastercampagnes worden gevoerd, waarin de onbeschoftheid geen grenzen kent en persoonlijke aanvallen niet worden geschuwd. In de campagne tegen UAWC en de regering speelden ook mainstream media een kwalijke rol. De Telegraaf, het Algemeen Dagblad en het Parool droegen met uiterst tendentieuze artikelen aan de stemmingmakerij bij.
De nieuwe maatregel van minister Gantz bracht een tsunami van protest teweeg. Tientallen maatschappelijke en mensenrechtenorganisaties – Palestijns, Israëlisch en internationaal – gaven verklaringen uit waarin zij de maatregel bikkelhard veroordeelden en zich solidair verklaarden met de Palestijnse organisaties. De maatregel is op niets gebaseerd, repressief en kenmerkend voor autoritaire en totalitaire regimes, luidt de rode draad in de kritiek. Amnesty International en Human Rights Watch spreken in een gezamenlijke verklaring van ‘een absurde, schandalige en onrechtvaardige maatregel’ en ‘een aanval op de internationale mensenrechtenbeweging’. De International Commission of Jurists (ICJ) noemt de maatregel een nieuwe ‘cynische aanval op de Palestijnse civil society onder het mom van terrorismebestrijding’.
Mede namens de getroffen organisaties gaven het Palestinian NGO Network en de Palestinian Human Rights Organisation Council een gezamenlijke verklaring uit, die ondersteuning kreeg van het Global Network on the Question of Palestine. Sommige getroffen organisaties kwamen ook met eigen reacties, zoals Al-Haq en DCI-Palestine (ondersteund door een verklaring van DCI-Nederland). Ook andere Palestijnse organisaties, zoals Adalah, en de Palestijnse Autoriteit leverden harde kritiek.
Onder de Israëlische organisaties die scherp stelling namen zijn B’Tselem, Physicians for Human Rights Israel, The Association for Civil Rights in Israel, Breaking the Silence en Gisha. Twintig Israëlische organisaties plaatsten een gezamenlijke advertentie waarin zij ‘de criminalisering van het werk van onze Palestijnse collega’s’ veroordelen als een ‘draconische en lafhartige actie, kenmerkend voor repressieve autoritaire regimes’. De Israëlische krant Haaretz spreekt in zijn redactioneel van ‘een kenmerk bij uitstek van militaire regimes’.
Uit de VS kwamen onder meer kritische reacties van Jewish Voice for Peace, J Street, de American Civil Liberties Union, Palestine Legal, het Charity & Security Network en de Congresleden Betty McCollum, Rashida Tlaib, Mark Pocan en Ilhan Omar. Het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken reageerde verrast en kondigde aan Israël om opheldering te zullen vragen. De EU-vertegenwoordiging in Palestijns gebied onderstreepte dat eerdere beschuldigingen van banden tussen Palestijnse maatschappelijke organisaties en terrorisme op niets gebaseerd waren. De vertegenwoordigers van de Hoge VN-Commissaris voor de Mensenrechten in Ramallah veroordeelden de Israëlische maatregel als een verdere aantasting van fundamentele Palestijnse rechten, gebaseerd op ‘extreem vage en irrelevante redenen’.
De Palestijnse, Israëlische en internationale organisaties roepen Israël op de maatregel direct terug te draaien, maar doen bovenal een beroep op de internationale gemeenschap om Israël tot de orde te roepen. Niet alleen de VN heeft de plicht de mensenrechten actief te beschermen, dat geldt, in het licht van de Europese waarden en wet- en regelgeving, ook voor de EU en de afzonderlijke lidstaten. De Israëlische maatregel is een lakmoesproef voor de internationale gemeenschap, stellen Amnesty International, Human Rights Watch en veel andere organisaties. Met nadruk wijzen zij erop dat de jarenlange weigering van diezelfde gemeenschap om op te treden tegen Israëls schendingen van de Palestijnse rechten het land de gelegenheid heeft gegeven steeds weer nieuwe grenzen te overschrijden.
The Rights Forum sluit zich bij de veroordelingen aan. Het is ongehoord dat Palestijnse organisaties, die een essentiële rol spelen in het beperken van de schade van de Israëlische bezetting voor de Palestijnse bevolking, door de bezetter tot terroristische organisaties worden gebrandmerkt, daarmee een reden creërend voor hun opheffing. Het is het klassieke beeld van een overheerser die steeds een stap verder gaat in de repressie van de inheemse bevolking, en zich zélf schuldig maakt aan allerlei vormen van terreur.
Wij zijn solidair met de Palestijnse organisaties en zullen ons waar mogelijk voor hun rechten inzetten. Dat doen we in de eerste plaats door de Nederlandse regering en de Tweede Kamer op te roepen de Israëlische maatregel scherp te veroordelen en zonodig met sancties te bestrijden. Tegelijkertijd benadrukken we dat de maatregel het topje van een ijsberg is, de laatste manifestatie van een sinds 1967 voortwoekerende bezetting die gepaard gaat met oorlogsmisdaden (bijvoorbeeld de bouw van ‘nederzettingen’ in bezet gebied), misdaden tegen de menselijkheid (bijvoorbeeld Israëls apartheidsregime) en de schending van alle denkbare Palestijnse rechten en een reeks bindende resoluties van de VN-Veiligheidsraad.
The Rights Forum roept de regering en Kamer daarom bovenal op eindelijk de grondoorzaken van de huidige situatie aan te pakken, en zich in dat kader actief in te zetten voor spoedige beëindiging van de Israëlische bezetting van Palestijns gebied. Veel te lang heeft Den Haag de verplichting om ernstige schendingen van de internationale rechtsorde te bestrijden naast zich neergelegd, en zich daardoor medeschuldig gemaakt aan die schendingen. Na 54 jaar bezetting dienen Palestijnen in vrijheid hun eigen leven en toekomst vorm te kunnen geven, zoals ook Israëli’s dat kunnen.