Booking.com en drie andere Nederlandse ondernemingen staan op lijst van 112 bedrijven die betrokken zijn bij Israëls kolonisering van Palestijns gebied, een oorlogsmisdaad.
Na jarenlange vertraging publiceerde de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties woensdag een lijst van bedrijven die betrokken zijn bij de Israëlische kolonisering van Palestijns land. In maart 2016 gaf de raad de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN opdracht tot het samenstellen van deze zogeheten database. Die moest in maart 2017 aan de raad worden overgedragen. De vertraging is, zoals wij eerder schreven, het gevolg van grote Amerikaanse en Israëlische druk om publicatie van de database te voorkomen.
Op de lijst staan 112 bedrijven. Daarvan zijn er 94 Israëlisch. De overige 18 komen uit zes landen: de VS (6 bedrijven), Nederland (4), Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk (ieder 3) en Luxemburg en Thailand (ieder 1). Onder de Amerikaanse ondernemingen zijn bekende bedrijven als Motorola, Expedia, Tripadvisor en Airbnb.
Verhuurplatform Airbnb besloot in november 2018 alle advertenties voor accommodaties in de illegale Israëlische kolonies (‘nederzettingen’) op de bezette Westelijke Jordaanoever van zijn website te verwijderen. Dat besluit kwam Airbnb op een stroom beschuldigingen, verdachtmakingen en dreigementen van Israël en de zogenoemde Israël-lobby te staan, terwijl in Israël en de VS rechtszaken tegen het bedrijf werden aangespannen. Onder die druk draaide het platform zijn besluit terug.
De vier Nederlandse bedrijven op de lijst zijn telecombedrijf Altice Europe, vastgoedbedrijf Kardan, projectontwikkelaar Tahal Group International en het bekende Booking.com. Het laatstgenoemde bedrijf werd eind 2017 door onder andere The Rights Forum, Human Rights Watch en Amnesty International opgeroepen zijn promotie van accommodaties in de Israëlische nederzettingen te staken. Het bedrijf hield zich doof voor die oproepen en had niet het fatsoen op brieven te reageren.
De lijst is om nog een reden relevant voor Nederland. Zij telt een groot aantal bedrijven waarmee Nederlandse bedrijven zakendoen. Het Pensioenfonds Zorg & Welzijn (PFZW) belegt in vijf Israëlische bedrijven die op de lijst staan: Bezeq, Energix, Delek, Paz Oil en Shufersal. Het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) belegt in vier Israëlische bedrijven (Bank Hapoalim, Bank Leumi, Matrix IT en Bezeq) en een Nederlands bedrijf (Altice Europe NV) op de lijst.
The Rights Forum heeft de afgelopen jaren gesprekken met beide pensioenfondsen gevoerd over hun beleggingen in ‘besmette’ bedrijven, en organiseerde in 2018 een op het ABP gerichte petitie. Hoewel beide fondsen onderstrepen dat zij verantwoord willen beleggen, vertelt de praktijk een ander verhaal.
Benadrukt zij nogmaals dat de Israëlische nederzettingen op de Westoever en in Oost-Jeruzalem door de VN-Veiligheidsraad in een reeks bindende resoluties als illegaal zijn veroordeeld. Het Internationaal Gerechtshof kwam in 2004 in zijn adviesrapport over de Israëlische ‘Afscheidingsmuur’ tot hetzelfde oordeel. In het oprichtingsverdrag van het Internationaal Strafhof – het Statuut van Rome – wordt het koloniseren van bezet gebied gedefinieerd als een oorlogsmisdaad. Hoofdaanklaagster Fatou Bensouda van het Strafhof nam in december het principebesluit een onderzoek naar oorlogsmisdaden in bezet Palestijns gebied in te instellen.
Bedrijven die het maatschappelijk verantwoord ondernemen serieus nemen houden zich verre van het koloniseringsproject, dat bovendien gepaard gaat met militaire bezetting en massieve schendingen van de mensenrechten. De (inter)nationale gedragscodes op dit terrein – de UN Guiding Principles on Business and Human Rights, de OESO-richtlijnen en het Nationaal Actieplan bedrijfsleven en mensenrechten – verlangen van bedrijven dat zich in hun productketens geen schendingen van de mensenrechten voordoen. Wie toch in zee gaat met partners die bij zulke schendingen betrokken zijn, raakt daar in de klassieke dubbelrol van ondersteuner en profiteur zelf bij betrokken. De gedragscodes vormen een integraal onderdeel van het Nederlandse mensenrechtenbeleid en gelden ook voor overheden.
Ook voor die Nederlandse overheden is de database relevant. Een van de bedrijven op de lijst is de Israëlische busonderneming Egged, wiens dochterbedrijf Egged Bus Systems (EBS) in meerdere Nederlandse regio’s het busvervoer verzorgt. EBS is al langer actief in Waterland (Noord-Holland), en kreeg in juli 2018, ondanks gefundeerde bezwaren van onder meer The Rights Forum, een tweede vergunning voor busvervoer in de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH), een samenwerkingsverband van 23 gemeenten.
De oproep om de mensenrechten te respecteren werd door de Metropoolregio afgedaan als ‘niet aan de orde’. Dat de regio en de 23 gemeenten op grond van de zogeheten ketenaansprakelijkheid nu zelf betrokken zijn bij de schendingen waaraan Egged zich bezondigt, en dat veel burgers er niets voor voelen zich door EBS te laten vervoeren, werd schouderophalend afgedaan.
Op grond van het mensenrechtenbeleid zijn Waterland en de Metropoolregio nu verplicht zich actief in te zetten voor beëindiging van de misdragingen van Egged, en dienen zij te verantwoorden welke activiteiten zij in dit verband ontplooien en welk effect die hebben. Beide regio’s hebben het op dit punt volledig laten afweten.
Een ander bedrijf op de lijst dat relevant is voor Nederland is de Israëlische dadelexporteur Hadiklaim, die onder merknamen als Bomaja dadels levert aan Nederlandse supermarkten en winkels. De dadels zijn afkomstig uit de Jordaanvallei en worden door Israëlische kolonisten geteeld op land dat de Palestijnen toebehoort.
Veelvuldig worden de dadels onder het misleidende etiket ‘Product uit Israël’ door Nederlandse winkeliers te koop aangeboden. Daarnaast belandden ze via een door ons beschreven sluiproute zelfs als ‘Nederlandse dadels’ in de schappen van onder meer Dirk, DekaMarkt en groothandel Makro.
The Rights Forum publiceerde regelmatig over de dadelimport en het daarmee gepaard gaande gesjoemel met etiketten, en wees de genoemde bedrijven op hun verantwoordelijkheden. In reactie daarop liet Makro Nederland weten dat het geen dadels uit de nederzettingen meer importeert en per 1 januari alleen nog dadels uit Israël zelf verkoopt. De supermarkten Dirk en DekaMarkt lieten ons weten zelf onderzoek naar de herkomst van hun dadels in te stellen alvorens met een reactie te komen.
Van Palestijnse zijde wordt de publicatie van de database allerwegen toegejuicht. Namens de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) verwelkomde secretaris-generaal Saeb Erekat de lijst als eerste concrete stap ‘in ruim vijftig jaar om Israël verantwoordelijk te stellen voor zijn illegale, koloniale nederzettingenproject’ en bedrijven ervan te doordringen dat zij ‘hun medeplichtigheid daaraan en hun ontkenning van het Palestijnse recht op zelfbeschikking’ dienen te staken.
Erekat wijst erop dat de lijst nog verre van compleet is, een beperking waarop ook Ali Abunimah van Electronic Intifada wijst en die door de opstellers van de lijst zelf wordt onderkend. Zij schrijven dat de lijst een jaarlijkse update zal krijgen, en adviseren de Mensenrechtenraad die taak toe te vertrouwen aan externe deskundigen.
De Palestijnse premier Mohammad Shtayyeh kondigde aan dat de Palestijnse Autoriteit de bedrijven op de lijst juridisch zal laten vervolgen. ‘Wij zullen compensatie eisen voor het illegaal gebruiken van ons land en het deelnemen aan economische activiteiten zonder onze wetten te respecteren en belasting af te dragen’, aldus Shtayyeh.
Ook Human Rights Watch reageert uitgesproken positief op het verschijnen van de lijst. De gerenommeerde mensenrechtenorganisatie, die de afgelopen jaren geregeld op publicatie van de database heeft aangedrongen, spreekt van ‘cruciale vooruitgang in de mondiale inspanningen om te verzekeren dat bedrijven hun medeplichtigheid aan rechtenschendingen staken en het internationaal recht respecteren’. De organisatie onderstreept dat ‘het zakendoen met de illegale nederzettingen neerkomt op steun voor oorlogsmisdaden’.
Uit Israël kwam de verwachte stroom verontwaardigde en drieste reacties, zoals gebruikelijk wanneer het land wordt aangesproken op zijn rechtenschendingen. De Mensenrechtenraad en Hoge VN-Commissaris voor de Mensenrechten Michelle Bachelet worden door Israëlische bewindslieden, politici en woordvoerders van de kolonistenbeweging uitgemaakt voor alles wat lelijk is: ze zouden ‘discrimineren’ en ‘anti-Israëlisch’ en ‘antisemitisch’ zijn. Bovendien zouden ze deel uitmaken van ‘de boycot- en BDS-beweging’.
Volgens president Reuven Rivlin doet de ‘beschamende’ lijst denken aan ‘donkere periodes in onze historie’, daarmee doelend op de jodenvervolging door de nazi’s en andere regimes. De Israëlische bedrijven die de nederzettingeneconomie op gang houden zijn volgens hem ‘patriotten’ die door Israël gesteund en verdedigd zullen worden.
Israël stelt de Mensenrechtenraad en Bachelet ‘serieuze gevolgen’ in het vooruitzicht en maakte woensdagavond bekend de contacten met Bachelet te bevriezen. Op vragen en uitnodigingen van haar en haar in Israël gestationeerde medewerkers zal niet meer worden gereageerd. Of het besluit nog andere consequenties heeft voor de medewerkers in Israël is onduidelijk.
Het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken is volgens de NOS negatief over de publicatie van de lijst. Een woordvoerder liet weten dat de VN zich niet moet bemoeien met activiteiten van bedrijven in de Israëlische kolonies. Het is niet aan de VN, maar aan de afzonderlijke landen om bedrijven bewust te maken van het belang van maatschappelijk verantwoord ondernemen, aldus de woordvoerder. Het is een merkwaardig argument, gezien de leidinggevende rol van de VN in het opstellen van de eerdergenoemde UN Guiding Principles on Business and Human Rights, en het belang dat Nederland daaraan zei te hechten.
Het ministerie beschouwt de database bovendien als voorbeeld van ‘disproportionele’ gerichtheid op Israël. Dat de Mensenrechtenraad eerder soortgelijke lijsten opstelde met betrekking tot Myanmar en de Democratische Republiek Congo blijft buiten beschouwing, evenals het feit dat deze beide lijsten zonder jarenlange vertraging tot stand kwamen. Het ministerie stelt dat Nederland zich destijds in de Mensenrechtenraad heeft verzet tegen het besluit de nederzettingen-database op te stellen.
Opvallend is dat de NOS in het nieuwsbericht een oude hoax, destijds mede op eigen initiatief de wereld ingebracht, nieuw leven inblaast door te stellen dat de Mensenrechtenraad ‘in 2015 onder vuur kwam omdat Saudi-Arabië voorzitter werd, een land dat op het gebied van de mensenrechten een bedroevende reputatie heeft’. Saudi-Arabië is nooit voorzitter van de Mensenrechtenraad geweest, noch is er ooit sprake van geweest dat het dat zou worden of zelfs maar ambieerde.