Kort nadat met Islamitische Jihad een wapenstilstand van kracht werd viel Israël dinsdag een andere Palestijnse militie aan. En het stelt nog meer geweld in het vooruitzicht, ‘zonodig ook tegen Iran’.
Na drie dagen van Israëlische aanvallen op doelwitten in Gaza was de inkt van een wapenstilstand met de Palestijnse verzetsorganisatie Islamitische Jihad amper droog, of Israël opende op de Westelijke Jordaanoever de aanval op leden van de Al-Aqsa Martelarenbrigade, de gewapende militie van Fatah. Dinsdagochtend in alle vroegte vielen bezettingstroepen de oude stad van Nablus binnen. De operatie kostte drie Palestijnen het leven. Ruim veertig Palestijnen raakten gewond.
De troepen namen met onder andere anti-tankraketten een woning onder vuur waar zich twee bewapende leden van Al-Aqsa bevonden. In het gevecht kwamen de twee mannen, de 32-jarige Islam Sabouh en de 21-jarige Ibrahim al-Nabulsi, om. Eerdere Israëlische pogingen, in juli en februari, om de laatste op te pakken of te doden waren mislukt. Bij die pogingen verloren vijf andere leden van Al-Aqsa het leven. Al-Nabulsi was volgens Israël betrokken bij aanvallen op Israëlische militairen.
De derde dode die in Nablus viel is een 16-jarige jongen, Mohammed Taha, die volgens het Palestinian Center for Human Rights met zijn vader Jamal op weg was naar zijn werk toen militairen de wijk binnenvielen en het vuur openden. Mohammed kreeg een kogel in de rug, zijn vader in een been. De overige gewonden zijn wijkbewoners en voorbijgangers.
Op meerdere plaatsen op de Westoever braken dinsdag protesten uit. In onder meer Ramallah sloten winkels en bedrijven uit protest de deuren. In Al-Khalil (Hebron) schoten Israëlische militairen de 17-jarige Mo’men Yassin Jaber dood nadat zij naar eigen zeggen door jongeren met vuurwerk waren bekogeld. Enkele andere jongeren werden met schotwonden in het ziekenhuis opgenomen. In Al-Bireh, bij Ramallah, liepen zes jongeren schotwonden op. Zij zouden onder vuur zijn genomen omdat zij militairen met stenen bekogelden.
Zondagavond tegen middernacht maakte een door Egypte en de VN tot stand gebrachte wapenstilstand een einde aan drie dagen van Israëlische aanvallen op de Palestijnse organisatie Islamitische Jihad (PIJ) in de Gazastrook. Afgelopen vrijdag opende Israël, zoals wij eerder meldden, onverwacht met bombardementen de aanval op PIJ, dat antwoordde met het afschieten van primitieve raketten op Israël.
Het geweld kostte 47 personen, allen Palestijnen, het leven. De VN bevestigde maandag de dood van 46 Palestijnen, nadien bezweek een Palestijn aan zijn verwondingen. Onder de doden zijn 16 kinderen in de leeftijd van 4-16 jaar. PIJ verloor naar eigen zeggen twaalf strijders.
Volgens de VN raakten 360 Palestijnen gewond, onder wie 151 kinderen, 58 vrouwen en 19 bejaarden. Achttien woningen werden volledig verwoest, 68 zwaar beschadigd en circa 1.650 in mindere mate beschadigd. Daardoor raakten 450 Palestijnen (84 gezinnen) dakloos, terwijl 8.500 anderen moeten hopen dat hun woningen op te knappen zijn.
Aan Israëlische zijde maakten de autoriteiten melding van zeventig gewonden, van wie er 47 behandeling kregen in een ziekenhuis. Drie van hen waren geraakt door scherven van door PIJ afgeschoten projectielen, 31 anderen kwamen ten val terwijl ze naar schuilkelders renden, en 13 raakten in shock.
Volgens Israël was de aanval op PIJ ‘zelfverdediging’, noodzakelijk nadat Israëlische bezettingstroepen op maandag 1 augustus bij een inval in Jenin op de Westelijke Jordaanoever met veel geweld een commandant van PIJ hadden opgepakt. Israël beweerde dat een vergeldingsactie van PIJ vanuit Gaza op stapel stond. Het sloot de toegangswegen tot de Gazastrook en legde in het Israëlische gebied grenzend aan de strook het (spoor)wegverkeer stil, onder protest van bewoners. De voorspelde actie van PIJ bleef echter uit, waarop Israël vrijdag de aanval opende.
Vrij algemeen wordt aangenomen dat de aanval moet worden gezien in het kader van de voor 1 november geplande Israëlische verkiezingen. Voor de huidige premier Yair Lapid, die niet over een militaire achtergrond beschikt, zou dit de manier zijn om het electoraat te tonen dat hij in het ‘verdedigen van de natie’ niet onderdoet voor de vele ex-militairen die het politieke establishment bevolken.
Na het ingaan van de wapenstilstand noemde Lapid de Israëlische aanval ‘Israëls zero-tolerance-beleid voor terrorisme’. Hij zei te betreuren dat er onschuldige burgers en kinderen waren gedood, maar peinsde er niet over ‘excuses te maken voor het krachtig verdedigen van onze bevolking’. Tevreden stelde hij vast dat Israël ‘alle doelen heeft bereikt’.
De Israëlische legerleiding was minder stellig. Weliswaar heerste tevredenheid over het doden van twee belangrijke PIJ-commandanten en het aanrichten van ‘significante schade’ aan de PIJ-infrastructuur, maar ook werd vastgesteld dat de organisatie nog altijd over een grote wapenvoorraad beschikt. En weliswaar had het afweergeschut Iron Dome 97 procent van de bijna vierhonderd op bewoond gebied afgeschoten projectielen van PIJ onderschept, maar dat was volgens de militairen mede te danken aan de matige kwaliteit van het wapentuig. Dat doet onder voor dat van het veel machtiger Hamas, de organisatie die de scepter zwaait in de Gazastrook, maar zich afzijdig hield van de gevechten.
Die matige kwaliteit roept de vraag op tegen welke dreiging Israël zich precies ‘verdedigde’. Waar bestond de voorspelde ‘vergeldingsactie’ van PIJ uit? Volgens een door The Times of Israel aangehaald legercommuniqué waren er ‘indicaties voor een op handen zijnde aanval met geleide anti-tankraketten op burgers of militairen langs de grens’. Nog afgezien van de vraag of PIJ wel over zulke raketten beschikt, wijst de geringe schade die de organisatie in drie dagen met 1.175 projectielen aanrichtte – twee op de drie kwamen in onbewoond gebied of in de Gazastrook zelf terecht – uit dat Israëls ‘preventieve’ aanval op geen enkele manier is te rechtvaardigen.
Zowel Lapid als diverse van zijn ministers stelden meer ‘preventief’ geweld in het vooruitzicht. ‘Wie probeert ons te beschadigen zal daarvoor met zijn leven betalen’, zei de premier dreigend. Minister van Defensie Benny Gantz sloot zich bij hem aan en waarschuwde dat Israël zich van grenzen niets aantrekt; de hele regio moet zich zorgen maken, tot Iran toe: ‘Ook in de toekomst zal Israël zonodig preventieve aanvallen uitvoeren om zijn bevolking, soevereiniteit en infrastructuur te verdedigen. Van Teheran tot Khan Yunis [Gaza]’.
Een specifieke waarschuwing kreeg PIJ-leider Ziad Nakhalah, die op bezoek was in Iran toen Israël de aanval opende. ‘Hij heeft geen garanties [dat hij in leven blijft], waar hij ook is’, aldus Gantz. Maar ook Hamas is ‘in het vizier’. Volgens de minister ‘moeten alle leiders van terroristische organisaties zich zorgen maken’.
Hoe ver dat dreigement gaat blijkt als we ons realiseren dat diezelfde minister Gantz afgelopen najaar zes Palestijnse maatschappelijke en mensenrechtenorganisaties op de nationale terrorismelijst plaatste – een maatregel die op niets gebaseerd is, oordeelden Nederland en andere Europese landen. Voor Israël geldt iedereen die zijn gewelddadige overheersing in de weg staat als terrorist.
De westerse wereld, de VS voorop, reageerde op de bekende eenzijdige wijze op het Israëlische geweld, ‘bezorgd’ maar ook begripvol voor Israëls ‘zelfverdediging’. Washington sprak zijn ‘volledige steun’ uit voor het geweld, dat mede mogelijk is dankzij genereuze Amerikaanse militaire steun. Israël heeft het recht tot zulke acties over te gaan voor de eigen veiligheid, zei de Amerikaanse ambassadeur in Israël, die PIJ omschreef als ‘bad guys’. In het Amerikaanse perspectief zijn Israëli’s per definitie good guys en komt een Palestijns recht op veiligheid niet voor.
Ook Den Haag reageerde volgens het bekende stramien. Het ministerie van Buitenlandse Zaken sprak in een tweet bezorgdheid uit en riep op tot ‘maximale terughoudendheid en de-escalatie’, om af te sluiten met: ‘Het aanhoudende raketvuur op Israëlisch grondgebied moet direct gestaakt worden.’ Niet de aanstichter van het geweld moest direct inbinden, maar de aangevallen partij.
De tweet bracht de reactie van premier Mark Rutte in herinnering op de elf dagen van geweld tussen Israël en Hamas in mei vorig jaar. Daarin veroordeelde hij het afschieten van raketten door Hamas en onderstreepte hij Israëls recht op zelfverdediging.
Voor de goede orde: het lijdt geen twijfel dat het blindelings afschieten van raketten (of wat daarvoor moet doorgaan) vanuit Gaza even onrechtmatig is als het Israëlische geweld tegen Gaza. De vraag is echter hoe de Palestijnen dan geacht worden zich teweer te stellen tegen de Israëlische overheersing in het algemeen en Israëlische aanvallen in het bijzonder. Wat houdt het Palestijnse recht op veiligheid en zelfverdediging volgens Den Haag concreet in? Hoe zouden Mark Rutte en minister van Buitenlandse Zaken Wopke Hoekstra reageren als zij in Gaza woonden en werden aangevallen?
Feit is dat de westerse reacties – zoals vaker was Luxemburg een uitzondering door in elk geval ook het Israëlische geweld te benoemen en dat ditmaal tot aanleiding te bestempelen – Israël opnieuw het signaal gaven dat het zijn gang kan blijven gaan. Dat het Westen alle maatstaven waarvoor het zegt te staan (mensenrechten, internationale rechtsorde) overboord gooit als het om Israël gaat. Dat het ook bij een volgende gelegenheid straffeloos in Gaza ‘het gras kan maaien’, zoals dat door Israëlische politici wordt genoemd.
De drie dagen van geweld hebben opnieuw aangetoond dat de westerse wereld, van Washington tot Den Haag, ten diepste medeplichtig is aan het in stand houden van wat zij ‘het conflict’ noemt. Niet alleen door onrechtmatig Israëlisch geweld tegen Gaza keer op keer onbestraft te laten, maar om te beginnen door de Israëlische bezetting ook na 55 jaar ongemoeid te laten. In Gaza heeft die de laatste 15 jaar de vorm van een wurgende blokkade, die de twee miljoen inwoners van de strook tot een leven in een humanitair spookhuis veroordeelt. Terecht wordt de Gazastrook vaak aangeduid als de ‘grootste openluchtgevangenis ter wereld’.
Als Rutte en Hoekstra in Gaza zouden leven zouden zij terecht om hulp schreeuwen. Als het niet Palestijnen, maar twee miljoen Israëli’s waren die in Gaza opgesloten werden gehouden zouden de Haagse en westerse inspanningen om tot een rechtvaardige oplossing te komen geen grenzen kennen. Maar voor Palestijnen gelden andere regels, zo maakte de westerse wereld opnieuw overtuigend duidelijk.