De beschuldigingen van antisemitisme en nazi-praktijken die The Rights Forum naar aanleiding van een Wob-verzoek over zich kreeg uitgestort zijn niet strafbaar. Dat oordeelde het Gerechtshof Amsterdam tot onze verbijstering.
Het valt moeilijk te bevatten dat personen en organisaties in ons land genadeloos kunnen worden belasterd en bedreigd zonder door justitie in bescherming te worden genomen. Toch is dat het geval. En niet alleen dat: ook het gooi- en smijtwerk met sensitieve begrippen als antisemitisme, nazisme en de Holocaust stuit niet op juridische grenzen.
Dat volgt uit het besluit van het Gerechtshof Amsterdam om geen vervolging te gelasten naar vijf personen die in februari 2022 ernstige beschuldigingen uitten tegen The Rights Forum, en bijdroegen aan een hetze die onze organisatie en medewerkers grote schade heeft berokkend. Wij beoordelen het besluit als onterecht en ongewenst, zelfs schadelijk, en de argumentatie als ondeugdelijk.
Aanleiding tot de zaak was het Wob-verzoek dat op 24 januari 2022 door The Rights Forum werd ingediend bij 14 Nederlandse universiteiten. Met het verzoek wilden we inzicht krijgen in hun institutionele banden met Israëlische academische instellingen en bedrijven, alsmede met organisaties in Nederland en daarbuiten die bekendstaan om hun actieve en onvoorwaardelijke steun aan Israëls overheersing van de Palestijnen. In eerdere artikelen gingen we gedetailleerd in op onze motivatie.
Ons verzoek werd echter met persoonsgegevens en al gelekt door de TU Eindhoven – en vermoedelijk andere universiteiten – naar pro-Israël-organisaties en media, waaronder de Telegraaf. Het Nieuw Israëlietisch Weekblad (NIW) bracht vervolgens een lastercampagne op gang waarin The Rights Forum in alle toonaarden van antisemitisme werd beschuldigd.
Het initiatief van het NIW kreeg massaal navolging van pro-Israëlische organisaties en publicisten, die elkaar in woeste hyperbolen naar de kroon staken. Eind februari 2022 publiceerden we een bloemlezing van hun laster, waarin ook bijdragen zijn opgenomen van de opgezweepte achterban die ons wekenlang overstroomde met beledigingen en bedreigingen.
Centraal in de hetze stonden zware beschuldigingen van antisemitisme en vergelijkingen met het nazi-regime en de Holocaust, gepaard gaande met oproepen tot maatregelen tegen onze organisatie en bedreiging van onze medewerkers. Dit naast tal van andere schadelijke effecten die we beschreven in een artikel over de stand van zaken van het Wob-verzoek. De hetze had grote impact op The Rights Forum en de daaraan verbonden personen, met name de Joden onder hen.
Om die reden dienden we in mei 2022 een aanklacht in tegen vijf personen die een prominente rol speelden in de hetze, en in hun publicaties alle grenzen van het aanvaardbare overschreden. In december 2022 besloot de officier van justitie echter niet tot vervolging over te gaan, hoewel hij erkende dat er sprake was van kwetsende en choquerende opmerkingen en dat The Rights Forum en zijn medewerkers in eer en goede naam waren aangetast. Daarop startte The Rights Forum een zogenoemde artikel 12 Sv-procedure, waarin wij ingingen op de ons inziens ondeugdelijke argumenten waarmee onze aangifte werd afgewezen. Desondanks heeft het Gerechtshof Amsterdam het oordeel van het Openbaar Ministerie (OM) overeind gehouden.
Het hof is van oordeel dat de tegen ons geuite laster en beschuldigingen toelaatbaar zijn aangezien het ‘waardeoordelen’ en geen ‘feitenoordelen’ betreft. Hoewel ook het hof ze als ‘kwetsend en choquerend’ kwalificeert, beoordeelt het ze als ‘functioneel voor het maatschappelijk debat’. Een feitelijke onderbouwing wordt daarbij niet verlangd, aldus het hof.
Zo moet de vergelijking van directeur Gerard Jonkman met een nazi-officier volgens het hof worden opgevat als ‘(radicale) waarschuwing’ voor de ‘veiligheid van Joden binnen de academische wereld’. Het grootste probleem met die redenering is dat het Wob-verzoek geen Joodse, maar pro-Israëlische organisaties betrof. Daaronder zijn organisaties die zich als Joods identificeren, maar ook christelijke en seculiere. Ze werden geen van alle geselecteerd vanwege hun al dan niet religieuze overtuiging, maar vanwege hun agressieve lobby-activiteiten.
De suggestie dat het Wob-verzoek op enigerlei wijze tegen Joodse organisaties zou zijn gericht is pertinent onjuist. En anders dan het hof zijn wij van mening dat de ‘veiligheid van Joden’ niet is gediend bij onterechte beschuldigingen van antisemitisme en alarmerende vergelijkingen met de Holocaust. Juist het rondstrooien van vileine suggesties – zoals dat het Wob-verzoek bedoeld zou zijn om Joden gele sterren te laten dragen – heeft zonder twijfel bijgedragen tot gevoelens van onveiligheid.
Ook de suggestie dat de beschuldigingen tegen ons ‘functioneel’ zouden zijn voor het overbrengen van de boodschap wijzen wij af. Dergelijke beschuldigingen – van strafbare feiten – zijn dermate ernstig dat zij per definitie strijdig zijn met het overbrengen van welke boodschap dan ook. Als critici vinden dat wij een rode lijn overschrijden moeten zij ons niet belasteren, maar aangifte doen. Het is dan aan het OM en de rechter om daar een uitspraak over te doen. Dat is niet gebeurd.
Dat gaat nog voorbij aan de schade die met de beschuldigingen wordt aangericht. Ons inziens komen de wilde vergelijkingen met nazi-praktijken neer op grove bagatellisering van de Holocaust. Met het toestaan daarvan wordt de deur opengezet voor andere partijen om van die ruimte gebruik te maken. Wij wezen het hof op het recente wetsvoorstel dat het vergoelijken, ontkennen of bagatelliseren van de Holocaust juist strafbaar stelt; overtreders hangt een maximum gevangenisstraf van een jaar boven het hoofd. De afwijzing van onze aanklacht staat haaks op de intentie van de aanstaande wet.
Het OM bracht nog een ander oneigenlijk argument in stelling. Het erkende weliswaar dat het Wob-verzoek heeft geleid tot beschuldigingen van antisemitisme en nazi-praktijken, maar stelde dat die op ‘spottende toon’ zouden zijn gedaan.
Van zo’n toon was naar ons oordeel geen sprake en de interpretatie van het OM gaat ook voorbij aan de tsunami aan reacties die erdoor werd opgeroepen, waaronder doodswensen, bedreigingen en doxxing. De kennelijk spottende toon die het OM meende te ontwaren was de afzenders daarvan duidelijk ontgaan, en er is geen enkele reden om aan te nemen dat zij een uitzondering vormen.
Wij betoogden dat het toestaan van ‘spottende’ vergelijkingen met antisemitisme of nazi-praktijken een evidente belemmering vormt in de strijd tegen antisemitisme en racisme in het algemeen. Het laten vervagen van grenzen in plaats van het benadrukken ervan is – zeker in het huidige gepolariseerde tijdsgewricht – een gevaarlijke strategie. Zie als voorbeeld het grote aantal politici dat zich vanwege beledigingen en bedreigingen terugtrekt als volksvertegenwoordiger.
Net zo illustratief is het feit dat The Rights Forum het Wob-verzoek indiende namens een groep studenten en academici die de gevolgen vreesden als zij dat zelf zouden doen. Hun angst was dat het consequenties zou kunnen hebben voor hun studie of academische carrière.
Als burgers uit angst afzien van hun rechten is sprake van serieuze impact op de democratische rechtsstaat. Als zij die angst vervolgens bewaarheid zien zonder dat tot vervolging wordt overgegaan neemt de schade toe. Hoe hoog die al is opgelopen bleek uit een eind 2021 verschenen rapport dat 76 gevallen van lastercampagnes, intimidatie, uitsluiting en erger documenteerde. Daar valt niet mee te spotten.
Ook het argument dat de beschuldigingen tegen ons plaatsvonden in het kader van een maatschappelijk debat wijzen wij van de hand. Voor dergelijke verloedering mag in geen enkel debat plaats zijn. Punt.
Bovendien is een Wob-verzoek een democratisch recht en hoort de naam van de indiener vertrouwelijk te blijven. Het tegendeel is gebeurd: onze naam is bewust gelekt om een lastercampagne op gang te brengen. Dat heeft niets te maken met een wens een maatschappelijk debat te voeren, maar is juist bedoeld om zo’n debat ten koste van alles uit de weg te gaan en onmogelijk te maken.
Die handelwijze is verre van uitzonderlijk. Lasterlijke beschuldigingen worden aan de lopende band ingezet om debat over (facetten van) de kwestie-Palestina te voorkomen – zie ter illustratie de gerelateerde berichten onderaan deze pagina. Verdachtmakingen, bedreigingen en intimidatie vormen daartoe de klassieke strategie, waarbij substantiële schade wordt aangericht aan personen en organisaties. Dat is een heel andere realiteit dan de door het hof geschetste.
Onderbelicht is nog dat de verspreiders van de laster hun argumenten ook op andere wijze naar voren hadden kunnen brengen. Met name journalisten en oud-politici worden geacht dat belang te onderkennen en daartoe in staat te zijn. Journalisten horen zich bovendien te realiseren dat hun uitingen door het publiek anders worden opgevat dan die van private (niet-journalistieke, niet-politieke) deelnemers aan een debat. Daar moeten dus hogere eisen aan worden gesteld. Zo hadden zij – conform journalistieke principes – contact met ons moeten opnemen alvorens hun beschuldigingen te uiten.
Tot zover de belangrijkste argumenten die in het juridische traject zijn gewisseld. Ons standpunt is dat het besluit van het hof onvoldoende rekening houdt met het publieke belang en de deur openzet voor verdere verloedering. Ook zijn we verbijsterd over het feit dat de eer en goede naam van The Rights Forum en zijn medewerkers straffeloos kan worden aangerand. De opmerking van het hof dat wij onszelf via onze activiteiten tot ‘doelwit’ hebben gemaakt gaat voorbij aan de evidente intentie om ons te beschadigen.
Beschuldigingen en laster hebben extra impact op een organisatie die werkt in de mensenrechtensector, waarbinnen een onberispelijke staat van dienst en onbesmet blazoen een essentieel criterium vormen – een deel van ons ‘kapitaal’. Beschuldigingen van antisemitisme en nazi-praktijken hebben daarom onmiddellijk impact op ons functioneren en onze toekomstperspectieven.
Verder is een deel van de werkorganisatie en de achterban van The Rights Forum zelf van Joodse afkomst; zij zijn de kinderen van Holocaust-slachtoffers. Op hen hebben beschuldigingen van antisemitisme en nazi-praktijken logischerwijs grote impact. De door het hof uitgesproken zorgen over de veiligheid van Joden heeft een opmerkelijk selectief karakter.
Daar doen we het mee. Zonder twijfel zal de laster tegen organisaties die zich inspannen voor de rechten van de Palestijnen – én die van Israëli’s – voortduren. Van onze kant stellen we daar tegenover dat wij dat giftige en ontwrichtende fenomeen zullen blijven addresseren, maar belangrijker, dat wij ons werk onaangedaan zullen voortzetten in de wetenschap dat wij het recht aan onze kant hebben.